wisselwerking tussen C^2 en G

G is de weerstand die C^2 ondervindt

Waar C^2 bestaat , is er een weerstand G . ( Als C^2 niet bestaat dan is er ook geen weerstand G ) .

Hierdoor kan de C^2 nooit het ultieme bereiken , waar er geen ruimte is , waar de tijd volledig stil staat.

Door het bestaan van C^2 is er de ruimte , afstand , tijd , het heelal .

Als C^2 niet bestaat , dan is er ook geen ruimte , geen tijd , dan is er het tijdloze.

Hierdoor is het dat C^2 gevangen zit in zijn eigen creatie .

C^2 kan niet buiten de ruimte treden , kan niet buiten het heelal treden .

Waar C^2 bestaat , is er ruimte , en tijd , enz.

C^2 is geen wet maar de uitwerking van alle wetten .

En deze zijn onveranderbaar en zonder begin of einde ,

waardoor de uitwerking ( C^2 ) ook eeuwig zal blijven.

Maar C^2 is ook overal in de ruimte aanwezig , want waar C^2 niet is , daar is geen ruimte.

De maat voor de ruimte ( DIM ) is er door de verhouding DIM = C^2 / G .

Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de ruimte groter is als C^2 daalt .

Dit wil zeggen dat , als C^2 miniem ( klein ) is , dan is de ruimte heel groot .

Als C^2 oneindig klein is , dan is de ruimte oneindig groot .

Niet te vergeten dat C^2 overal aanwezig is .

G is de weerstand die C^2 ondervindt .

Waar C^2 bestaat , is er een weerstand G . ( Als C^2 niet bestaat dan is er ook geen weerstand G ) .

Hierdoor kan de C^2 nooit het ultieme bereiken , waar er geen ruimte is , waar de tijd volledig stil staat.

Door het bestaan van C^2 is er de ruimte , afstand , tijd , het heelal .

Als C^2 niet bestaat , dan is er ook geen ruimte , geen tijd , dan is er het tijdloze.

Hierdoor is het dat C^2 gevangen zit in zijn eigen creatie .

C^2 kan niet buiten de ruimte treden , kan niet buiten het heelal treden .

Waar C^2 bestaat , is er ruimte , en tijd , enz.

C^2 is geen wet maar de uitwerking van alle wetten .

En deze zijn onveranderbaar en zonder begin of einde ,

waardoor de uitwerking ( C^2 ) ook eeuwig zal blijven.

Maar C^2 is ook overal in de ruimte aanwezig , want waar C^2 niet is , daar is geen ruimte.

De maat voor de ruimte ( DIM ) is er door de verhouding DIM = C^2 / G .

Uit bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat de ruimte groter is als C^2 daalt .

Dit wil zeggen dat , als C^2 miniem ( klein ) is , dan is de ruimte heel groot .

Als C^2 oneindig klein is , dan is de ruimte oneindig groot .

Niet te vergeten dat C^2 overal aanwezig is .

In het heelal dat een fysiek bestaan heeft , kunnen zich grotere C^2 concentraties voordoen

waardoor de ruimte is samen getrokken en waar de tijd trager verloopt ( op deze plaats ) .

Vandaar de dimensies DIM’s ,

Werking van     E      µ      G    en     materie

Wanneer er in een bepaalde dimensie een hoeveelheid     E     aanwezig is ,

dan is er vorming van materie .

Waar    E     in het heelal aanwezig is daar is er de materie.

In een bepaalde dimensie DIM  waarin een bepaalde  C^2  heerst     is de materie  =  E  /  C^2

In de formule is zeer duidelijk af te lezen , dat  alleen de energie E  ,  verantwoordelijk is voor de materie.

Door het bestaan van materie  is er gravitatie   µ    ( tussen de materie ) , deze gravitatie  bestaat niet als er 

geen materie is .

De gravitatie µ en de  energie E zijn steeds in dezelfde verhouding aanwezig  als  de  C^2   en de  G.

In een bepaalde  DIM   waarin een bepaalde   G   heerst is de    µ  = m materie   *  G

het is perfect mogelijk om de materie te berekenen met de gravitatie µ     m materie = µ / G

Maar het is de  energie E die verantwoordelijk is voor het bestaan van de materie.

µ de gravitatie ,  is een reactie op de  energie  E   en is dus niet rechtstreeks verantwoordelijk voor de materie.

Zo hebben we dan twee manieren om de materie te berekenen   m = E / C^2               m = µ / G 

Hieruit volgt    E / C^2    =    µ  /  G               of           E  /  µ      =      C^2  /  G     de materie kan alleen bestaan

in een dimensie    ( ruimte )   die  overeenkomstige eigenschappen heeft.

een DIM  waar  C^2 / G   =   E  /  µ   .

Als er kleine  verschillen  zijn    vb  een kleine overschot van  E   

dan zal dat verschil zich uiten in beweging , snelheid .

En als er dan een andere materie aanwezig is in betreffende ruimte , dan kan het zijn dat de betreffende materie

niet kan ontsnappen uit deze dimensie door de gravitatie die zij op mekaar uitoefenen en zal de beweging blijven duren. 

Of er gebeurd een botsing.    

Hoe groter de materie hoe groter is de µ       µ = m materie *  G   

gravitatie   C^2   en   G   vormen de ruimte

E  en  µ  vormen de materie.

Als C^2 niet bestaat dan is G ook onbestaande ,    als   E   niet dan is   µ   ook onbestaande,µ.

Dan is er ook geen materie.

E     µ     C^2     G     zijn geen wetten , maar zijn de uitwerkingen van de wetten ( tijdloos ) .

Deze zullen ook eeuwig bestaan vermits de wetten zelf , geen begin of einde hebben , in het tijdloze ,  onveranderlijk zijn.

oef , hieruit kan ik besluiten dat het heelal eeuwig is.

C^2    en    G     bepalen het tijdverloop ,    als    C^2    het ultieme zou kunnen bereiken dan zou de tijd stil staan ,

maar dát is niet mogelijk vermits er steeds de tegenwerking G  is.

Het zijn de verhoudingen C^2 / G die het tijdverloop bepalen , dus iedere DIM draagt een eigen tijdverloop in zich.

Dat is ook de reden waarom er in iedere DIM verschillende lichtsnelheden gemeten worden.