Er is enkel licht nodig voor ons bestaan.

Dimensie’s zijn verhoudingen van C^2 en G            G is een tegenreactie op C^2 ,

Geen C^2              Geen G.              C^2 en G zijn onafscheidelijk.

Daaruit volgt , geen C^2 >>> geen ruimte , ( geen DIM )             Hoe groter C^2 hoe groter G (en omgekeerd ).

Maar hoe kleiner C^2 en G , hoe groter de DIM’s . Hoe dichter C^2 de zero nadert , hoe groter is de DIM . ( de ruimte )

Dit geeft ons een aanwijzing over, de manier waarop in het heelal , het tijdloze zich gedraagt .

Wij zouden de fout kunnen maken , het tijdloze in het heelal voor te stellen als een oneindig klein puntje.

Maar dat is ook een plaats , en het tijdloze neemt geen plaats in.

De wetten , die eveneens tijdloos zijn , nemen geen plaats in , zijn niet afhankelijk van plaats of tijd.

Daarom juist kunnen zij in het heelal , gelijk waar en op elk ogenblik , optreden.

Het bewijs ligt toch voor de hand .

Alles wat bestaat , is er toch door toedoen van de wetten.

De ontelbare zandkorrels op onze aarde bestaan door de uitwerking van de wetten .

Ieder korreltje is er door dezelfde wetten die zich laten gelden op gelijk welke plaats op de aarde en op ieder ogenblik.

Nogmaals , wij proberen eigenschappen van de wetten die we ontdekken te noteren met formules ,

maar deze notaties hebben geen kracht , brengen de wet niet ten uitvoer .

Iedere wet zal onwrikbaar alles uitvoeren volgens zijn eigen logica en zich aanpassen aan elke omstandigheid

ook volgens zijn eigen logica.

De wetten zijn niet afhankelijk van tijd , zijn eeuwig en onveranderbaar ,

waardoor het heelal eeuwig zal bestaan.

Door het tijdloze besta je , en dan voor eeuwig , ofwel besta je niet , en dan ook voor eeuwig.

Door uitwerking van de wetten van het licht ,die tijdloos (eeuwig) en vormloos en geen plaats nodig hebben ,

is er het heelal als fysiek bestaan.

Als C^2 zou kunnen gelijk zijn aan nul , dan zou er ook geen DIM , ruimte , tijd , bestaan.

Dit is het tijdloze .

Maar C^2 kan nooit zero worden omdat het onafscheidelijk is van G .

( geen C^2 >> geen G >>> geen DIM ) omdat C^2 zich voordoet , hoe klein het ook mogen wezen ,

bestaat de G en is er ruimte DIM.

C^2 kan geen intrede doen in het tijdloze , door de inwerking van G .

C^2 kan ook nooit het ultieme bereiken , waar de tijd volledig stil staat , om dezelfde reden van G .

Daarom kan C^2 niet buiten de grenzen van het heelal treden , waar C^2 is , daar is ook G ,

en samen vormen zij steeds weer de ruimte , het heelal . DIM = C^2 / G